Vaak kwamen we s'nachts aan en dan sliepen we in de kamer waar dit raam uitgaf op een tuin met vijgenbomen. Ik herinner me levendig het gelukzalige moment wanneer ik 's morgens gewekt werd door het getsjilp van vogels en het licht van de zon. Het duurde even voor ik wist waar ik was, mijn lichaam wiegde nog na van de lange autoreis. Het is pas wanneer ik het geluid van pratende volwassenen die aan het ontbijten waren op de patio kon thuisbrengen, dat ik me realiseerde dat we aangekomen waren. Alles is er nog, het huis, de kamer, zelfs de ondertussen stokoude vijgenbomen die de beste kharmous geven. Alleen is alles verlaten, mijn grootouders zijn gestorven en de kinderen hebben hun eigen weg gekozen.