De typische geur van Marokko begroet me, de zon omhelst me en het zand kust me. Onderweg naar ons huisje moet ik nog beseffen dat we echt in Marokko zijn. En zo ook de eerste dagen. Wennen aan dirhams, darija, flirtende en steelse blikken, straatverkopers, toeterende auto’s, palmbomen, de azuurblauwe hemel en heerlijke geur van verse gegrilde sardientjes. Zalig.
Er is geen tijd om je onder te dompelen in de stad. De stad doet het voor je. Tanger zuigt je meteen op. De medina van Tanger vormt het hart van de stad, maar de kasbah zou je de ziel ervan kunnen noemen. Het krioelt er van de mensen. We kruipen als mieren over elkaar. Op elkaars tenen trappen, een beetje duwen en trekken in de smalle steegjes. Het hoort erbij. De duizelingwekkende verscheidenheid aan venters met kraampjes met tapijten, textiel, specerijen, sandalen, kaftans, sieraden, lederen tassen, gedroogd fruit en noten. Heerlijk. Ik probeer wat kaftans te scoren, maar afdingen is nooit mijn ding geweest.
Kunstenaars en schrijvers hebben zich altijd aangetrokken gevoeld tot Tanger. Ik begrijp waar die liefde vandaan komt. Tanger is een vibrerende en kleurrijke stad. Maar ik deel dat gevoel voor deze stad wat minder. Wel met Al Hoceima, de geboortestreek van mijn ouders. Maar daar kom ik volgende keer op terug. Nu moet ik even nog wat dirhams van die kaftan gaan afpingelen.