Ik neem een flesje water uit de koelkast en loop weer naar boven. Het water klotst, ik ruik de zee.
Het is warm boven, ik gooi het laken van mij af en duik in het flesje: dieper en dieper en dieper. Een school makreel schiet langs mij weg. De maan danst boven de golven. Zeewier streelt mijn benen en enkels. Ik trek mij met al mijn krachten naar de oppervlakte en hap naar adem. Als een zeemeermin spring ik over de paarlemoeren golven. Ik heb nog een lange tocht voor de boeg.
Ik zwem en zwem en zwem.