Een tijdlang reisden op de schepen van Red Star Line nog zogeheten steerage- of tussendekpassagiers mee. Zij werden zo genoemd, omdat ze dicht bij de aandrijfassen van het schip leefden en sliepen. Zeker tot in de jaren 1890 maakten deze landverhuizers de overtocht in weinig benijdenswaardige omstandigheden, in slecht verlichte, lawaaierige, overbevolkte en nauwelijks verluchte ruimten. Er waren weliswaar Belgische en Amerikaanse reglementen ter zake, maar de controle liet te wensen over.
Onder druk van de overheden en van de concurrentie verbeterde de situatie vanaf de jaren 1890, en aan het begin van de twintigste eeuw maakte het tussendek plaats voor een derde klas met kleinere cabines en aparte eetzalen.
De verhalen die in de pers de ronde deden over de omstandigheden aan boord, waren soms fel overdreven: migranten werden niet ‘als vee’ vervoerd en het sterftecijfer lag niet hoger dan op het vasteland. Er werd ook geen honger geleden. Daar had een maatschappij zelf baat bij: zieke migranten liepen het gevaar in Amerika teruggestuurd te worden… op kosten van de rederij.
Wat meer is: mond-aan-mond reclame was bijzonder belangrijk, en die kreeg je niet als je klanten slecht behandelde. Op het menu in derdeklas stond bijvoorbeeld een ontbijt met koffie, havermeel en wit brood met boter en jam, een middagmaal met worst, aardappelen en groenten. ‘s Avonds was er gepekelde haring, aardappelen, bruin brood en thee. Voor Joodse mensen voerde de rederij een koosjere keuken in.