Overslaan en naar de inhoud gaan

Reis rond de wereld in 133 dagen

Het dagboek van crewlid Eugène Van Hove vertelt over het leven aan boord van de Red Line Cruises in de jaren '20 en '30. Over plezier maken aan boord, de wereld ontdekken, familie missen en over ... lastige passagiers.

Eugène Van Hove

GEBOREN 1906
VERTREKT 2 december 1927 als crewmember op de Belgenland

Mijne reis rond de wereld - 22-12-27

‘Prachtige zee, warm en schoon weder. Gedurende de dag varen we de verschillende Centraal Amerikaansche Staten voorbij, namelijk Costa Rica, Nicaragua, Honduras en Guatemala. De verschillende kampioenschappen voor dektennis, shuffle board, tonwerpen, tafeltennis, schijfwerpen, kaart spelen enz. worden door de passagieren aangevat.'

In de zomer van 2013 stuurt Anita Van Hove ons een kort bericht. Ze schrijft dat haar vader op de Belgenland heeft gewerkt en dat ze nog enkele memorabilia thuis heeft. Algauw blijkt dat ze nog een ingebonden dagboek van haar vader bezit. Hij vaart mee als purser tijdens de Wereldcruise van de Belgenland in 1927/1928 en schrijft bijna dagelijks zijn belevenissen neer.

Genieten van 'het vreemde'

Eugène vertrekt op 2 december 1927 in Antwerpen. Hij zal bijna zes maanden van huis blijven en werpt nog een laatste blik op zijn geboortestad. In zijn dagboek schrijft hij over het afscheid dat het lijkt alsof de Onze-Lieve-Vrouwetoren hem ‘eene voorspoedige en gezonde reis en eene blijde terugkomst wenst’. Als Purser is Eugène hoofd van het personeel en van de passagiersadministratie. Van de ene belangrijke haven naar de andere varend, werkt hij hard maar geniet hij evenzeer van de indrukken van ‘het vreemde’.

Vrouwen met kleine voeten

Hij maakt regelmatig uitstappen. Zo vindt hij Tokio een mooie stad en vallen de kleine voeten van de vrouwen hem erg op. Het leven aan boord is gevarieerd. Op de avond voor kerst valt er een matroos overboord. Wat later krijgt Eugène onverwacht bezoek van een goede vriend die werkt als butler voor een rijke familie. Bij het kruisen van de evenaar aanschouwt hij olijk het Neptunus-ritueel en soms ergert hij zich mateloos aan de passagiers: ‘De passagiers, ten getalle van 259, komen ons alle oogenblikken lastig vallen met die stomme vragen aan reizigers eigen.’

Na zes maanden komt Eugène weer aan in New York en eindigt hij het dagboek met ‘en alzoo vliegt ons verblijf in New York voorbij en verlangen we maar van zoo spoedig mogelijk in Antwerpen terug te zijn, bij onze beminden’.

Meld je aan voor de nieuwsbrief