Overslaan en naar de inhoud gaan

De onbereikbare schoonheid van Posof

Omdat mijn geboortedorp te ver en te gevaarlijk was om een heel gezin te voeren met de auto, ben ik nooit met de auto naar Turkije geweest. Dat betekent dus dat ik ook nooit de landen en steden onderweg ben gepasseerd, die tussen België en Turkije liggen. Nooit de spanning voelen opbouwen van het toekomen. Nooit door familie uitgewuifd en opgewacht in het dorp. Ik heb altijd de mensen uitgewuifd die vertrokken en water uitgegoten achter de auto’s lopend.

Veel familie ginds wachtte op ons, de ouders van mijn moeder, die een dagje ouder werden, kortom veel redenen om geen jaren te wachten. En toch, lukte het niet. Zo ging dat verschillende jaren. Iets wat onbereikbaar is, wordt meestal in de verbeelding een onmetelijke schoonheid. Dat gebeurde ook bij mij. Turkije en Posof in het bijzonder, werd iets onwerkelijk mooi, dat je niet noodzakelijk moet zien om dit te denken. Daardoor kon ik het overal aanwezig maken met mijn verbeelding.  Het Turkije-van-mijn-verbeelding zo noemde ik dat land. In het Turkije-van-mijn-verbeelding waren de tarwevelden goudgeel, de bergen menslievend en ontwaar ik elk moment de zon in de ogen van de mensen. In het Turkije-van-mijn-verbeelding zijn de stranden parelwit, de zee hemelsblauw en gaat de zon nooit onder… Het was een land ver, zeer ver van ons verwijderd, maar dat behoorde ons toe, dat behoorde mij toe.

Mijn geboortedorp ligt in de Kaukasus, de meest noordoostelijke uitstulping van Turkije dat je kan vinden. Daar ligt Posof, een verzameling van 33 dorpen verspreid over een berggebied, ter hoogte van ongeveer 3000 m. Er ligt 9 maanden sneeuw,  met een gemiddelde temperatuur tussen -15 en 15 graden. Hoeft het ons dan te verbazen dat Orhan Pamuk zijn prachtige roman  ‘Sneeuw’ in deze streek schreef?

De afstand tussen België en Posof bedraagt 6000 km met vele haarspeltbochten, vele bergpassen, slecht onderhouden, hobbelige wegen en niet te temperen ongerustheid in de harten van mijn ouders. De vaak snikhete temperaturen onderweg hielpen het comfort van de autoreis er ook niet op. Voor een enkele chauffeur, een haast onmogelijke strijd. Je moet je hoofd onder de arm nemen om het aan te durven, zei mijn vader altijd. Er leefden dan ook heel wat verhalen van families die nooit terugkeerden door een auto-ongeluk, iedereen kende wel een gezin die van de kaart was geveegd op die manier. Daarnaast behoorde het nemen van een vliegtuig ook niet tot de mogelijkheden toen. Het dichtstbijzijnde vliegveld was 500 km verder. En dan nog… hoeveel moet je maandloon zijn om met acht mensen te kunnen vliegen? 

Mijn vaders’ grootste bezwaar  om te reizen was dat we met acht personen toch onmogelijk een maand konden logeren bij familie. Dat zou te belastend zijn voor de families. We konden ons verdelen in verschillende families, maar ook dan zou het niet simpel  zijn omdat veel mensen het niet echt breed hadden. Tenslotte hadden ook wij om die reden het dorp verlaten.

Meld je aan voor de nieuwsbrief